Lezing voor het 40 jarig jubileum van Vereniging Oeverlanden Blijven! Deze lezing gaat over de groenstructuur in de woonwijken van Nieuw-West zoals dat grofweg nu al 90 geleden gemaakt is als onderdeel van het Uitbreidingsplan van Amsterdam. De Groenstructuur sluit mooi aan op de buitengebieden, via een systeem van groene lanen en parken, en dat was ook precies de bedoeling van de architect van Eesteren. Hier zie je een uitsnede van de oorspronkelijke tekening van het Uitbreidingsplan uit 1935: En in detail de uitwerking van de groenstructuur in Slotervaart: Mijn betrokkenheid bij het groen in Nieuw West begon al op jonge leeftijd, als lid van de Jeugdbond voor Natuurstudie, vooral als vogelaar. Vrijwel wekelijks gingen we op excursie op de fiets via die scheggen naar interessante natuurgebiedjes. Dichtbij Amsterdam waren dat eigenlijk altijd “vergeten” of nog niet ontwikkelde delen zoals de spoordijk, de westzijde van het Sloterpark en natuurlijk de Oeverlanden. Gelukkig hebben toen de enorme inspanningen van bewoners en actievoerders ertoe geleid dat een aantal van die stukjes ook onontwikkeld bleven, en dat zijn nu eigenlijk de belangrijkste stukjes natuur van de Hoofdgroenstructuur geworden. Maar met de groenstructuur van Van Eesteren is iets merkwaardigs aan de hand. Stedenbouwkundig was het een experiment en vrij uniek in zijn soort. Het systeem van groene lanen en plantsoenen is uitgevoerd zoals gepland was, en men is er in de loop van jaren gehecht aan geraakt. Het heeft verschillende rondes van stadsvernieuwing overleefd. En in die zin is het experiment succesvol gebleken. We hebben hierdoor nog steeds relatief veel groen. Er zijn geen harde cijfers, maar gebaseerd op een inventarisatie wat ik heb gedaan in drie buurten in Slotervaart is er gemiddeld 20% tot 30% groen. Dat zou in Nieuw West minstens 200 hectare groen in de buurt betekenen; 5 keer de oeverlanden, iets van 700 voetbalvelden. Het experiment van die 200 hectares openbaar groen in de buurt kan je ook als mislukt beschouwen, dat wordt ook beaamd door de meeste sociologen en architekten die erover hebben geschreven, bv in de deze mooie toegankelijke studie “De Groene Kracht”. De kritiek is dat ten eerste het kijkgroen nooit helemaal uit de verf is gekomen, ten tweede de natuur het ondergeschoven kindje is, en tenslotte dat de programmering van het groen altijd heel minimaal is gebleven. De bewoners voelen zich niet uitgenodigd er iets mee te doen of ervoor te zorgen. Verloedering en onveiligheid liggen om de hoek, zoals de tuinarchitect Wim de Boer het al in 1969 treffend zei: “Omdat het binnen geen buiten en het buiten geen binnen heeft”. We staan nu weer voor een cruciaal punt, zoals duidelijk wordt gemaakt in de nieuwe omgevingsvisie van Amsterdam. Naar welke van de vele prioriteiten gaat de schaarse ruimte? Want anders dan de Hoofdgroenstructuur, is de Groenstructuur van Nieuw West alleen vanuit een soort traditie, gevoel of architektonisch beeld beschermd. Er is alleen de Amsterdamse Groennorm van 6%. De oplossing van de omgevingsvisie is het proberen te verenigen van twee tegenstrijdige doelen: méér groen en méér nieuwbouw. Dat lijkt theoretisch mogelijk door meerkernige ontwikkeling. Meer en hoger bouwen in verschillende nieuwe kernen, en rigoreus vergroenen buiten die kernen. Maar in de praktijk wordt het groen makkelijk opgeofferd. Dat kunnen we in Slotervaart zien. En zo dreigt dat ook in het nieuwe Schinkelkwartier gebeuren, een grote geplande nieuwe wijk rondom waar wij nu zijn. Het groen wat overblijft lijkt wederom weinig natuur en gebruikswaarde te krijgen. In die 90 jaar heeft de groenstructuur inderdaad niet zijn beoogde effect gehad op de gezondheid en verbondenheid van Amsterdammers. Echter met de veranderingen in het klimaat en de economische moeilijkheden die we daarbij verwachten, hebben we juist dat groen dubbelhard nodig om een zeker welzijn te behouden, juist voor de minder financieel draagkrachtigen zoals die er veel zijn in Nieuw-West. Hier kan je het vage begrip brede welvaart duidelijk zien. Meer mensen zullen in de vakanties in Amsterdam blijven, we moeten hitte-eilanden voorkomen, we moeten regenwater vasthouden, en schoon water beschikbaar stellen, we moeten kunnen pootje baden en zwemmen, we hebben veel meer en meer soorten ontmoetings- en bewegingsplekken nodig. En de weggejaagde natuur van buiten de stad zoekt ook een plekje. Dus die 200 hectare is geen luxe. Om het beter te kunnen beschermen stel ik voor om het groen nader te specificeren. Ik heb in de eerder genoemde inventarisatie het groen onderverdeeld in geschikte lokaties voor kijkgroen, openbaar recreatie en speelgroen, natuurgroen en bewonersbeheergroen, die ook wel commons genoemd worden. Commons zijn een vorm van publiek eigendom wat de bewoners en gebuikers zelf beheren en waar steeds meer mensen zich voor inzetten. Plaatje overzicht verschillende vormen van groen: Ik stel voor dat Natuurgroen, ook al zijn de stukjes zo klein, en midden in de wijk, gewoon in de Hoofdgroenstructuur moet worden opgenomen. Dit zijn bijvoorbeeld de taluds van dijken en resterende kwetterbosjes. En voor de commons blijkt uit mijn inventarisatie dat er ongeveer 5m2 per bewoner beschikbaar is om nieuwe functies te ontwikkelen die die zogenaamde adaptieve capaciteit kan geven voor de toekomst. Adaptieve capaciteit is het vermogen om zelf invloed uit te kunnen oefenen op ons welzijn nu, en in de nabije toekomst. Het is de mate van veerkracht van een gemeenschap om in tijden van crisis een bepaalde welvaart te behouden. Steeds meer transitiekundigen, bijvoorbeeld Jan Rotmans in zijn boek “Omarm de Chaos” stellen dat we ons moeten voorbereiden op onzekerheid en economische schommelingen. Stedebouwkundigen hebben een hekel aan normen. Maar normen zijn de enige virtuele barricade die we hebben. En waarschijnlijk zijn daarvoor de echte barricades ook weer nodig, net als toen voor de Oeverlanden. .
0 Comments
|
AuthorMenno Houtstra, founder of the Kaskantine Archives
July 2024
Categories |
How to find Us |
Contact UsContact email: info [at] kaskantine.nl
Read our Privacy policy
|