Commoning of “vergemeenschappelijking” is een nieuw woord maar verwijst naar een oud gebruik.
Het oude gebruik was het beheren van een “meent” (in Engels: commons), een stuk land, meestal in het midden van een dorp, wat alle inwoners konden gebruiken om hun vee te laten grazen. Er was toen nog geen werkwoord voor het in beheer nemen van een meent, waarschijnlijk omdat het gebruik er al sinds mensenheugenis is. De meenten zijn echter verdwenen door de invoering van privébezit. Er bestaat nu geen land meer dat van iedereen is of wat voor “om-niet” door een gemeenschap die er woont naar eigen inzicht kan worden gebruikt. Het is of van de overheid en heeft specifieke functies, publiek of openbaar, of het is privé. Er is nu een beweging aan het ontstaan van mensen die vinden dat collectief eigenaarschap of gebruiksrecht weer terug moet keren, vandaar het werkwoord “commoning”, het weer tot commons maken of, als anglicisme, “vergemeenschappelijking”. Er is een goede case te maken voor de vaststelling dat we te ver zijn doorgeschoten met de privatiseringsgolf, zeker in het licht van de polycrisis (klimaat, water, biodiversiteit, grondstoffen). Het argument voor privatiseren was dat gemeenschappen en overheden niet efficient zijn in het toewenden van hulpbronnen voor de productie van welvaart. Privébedrijven zijn daar beter in, vooral als ze kunnen concurreren in een vrije markt. Echter, dat doen ze inderdaad zo goed dat al die hulpbronnen nu aan het opdrogen zijn. De theorie vergat dat natuurlijke hulpbronnen in een gangbaar bedrijfsmodel eindig zijn en dat een kleine overheid, of een op afstand gezette gemeenschap, nu weinig middelen in handen heeft om het principe aan te passen en de markt beter te reguleren. Grote bedrijven gaan tot het uiterste om de laatste hulpbronnen op de oude voet te kunnen blijven exploiteren. Niet alleen omdat er misschien duistere types in het management van de Shells en BP’s zitten, maar vooral omdat dit liberale gedachtegoed al tientallen jaren geleden in wetgeving is vastgelegd, en we het nu ervaren alsof het normaal is. Het is een systeemfout geworden. Een ander probleem van de theorie van de privatisering is de aanname dat de welvaart die door die hoge efficiëntie door bedrijven wordt geproduceerd vanzelf door de samenleving heen druppelt via het salaris van de werknemers en via belasting en redistributie door de overheid (”trickle- down economics”) . Die aanname is helaas in vele recente onderzoeken fout gebleken. De rijkdom blijft bij de rijken plakken en de ongelijkheid in bezit is toegenomen (zie hiervoor bijvoorbeeld analyses van Thomas Piketty). Commoning als tegenbeweging is begonnen bij niet-materiële hulpbronnen, met name auteursrechten. Het is gelukt, misschien juist omdat het niet-materieel is, om een “creative commons” te maken, een verklaring waarmee afstand wordt gedaan van het auteursrecht. (zie: Creative Commons Nederland) Veel boeken, computerprogramma’s en websites (bijv. Wikipedia) worden onder de creative commons gepubliceerd en kunnen door iedereen vrijelijk worden gebruikt. Veel moeilijker is om materiële hulpbronnen te commonen. Die zijn namelijk vrijwel allemaal al vergeven aan private partijen. En als de overheid zelf nog wat heeft, dan is ze verplicht volgens de Wet Markt en Overheid deze ook via de markt te verhuren of te verkopen. De grond, waarmee het commoningsverhaal is begonnen, is via diezelfde markt, onderwerp geworden van een immense speculatie. Grond als hulpbron voor productie van welvaart is alleen nog financieel rendabel in te zetten in kapitaalintensieve en gespecialiseerde sectoren. Dat is dus niet de keuterboer en de groenteman op de hoek. Grondeigenaarschap is de nummer 1 bepalende factor voor rijkdom in Nederland en voor de grote ongelijkheid in bezit. Via de Wet Markt en Overheid is de overheid verplicht met deze ratrace mee te doen en moet bij gronduitgifte voor maatschappelijke doeleinden bizarre prijzen vragen. De maatschappelijke projecten op hun beurt moeten het geld bij elkaar schrapen bij hun doelgroepen en zien zich genoodzaakt weer bij de overheid aan te kloppen voor subsidie. Hiermee verdwijnt overheidsgeld en geld van lokale gemeenschappen uiteindelijk in het zwarte gat van speculatie, in de brede zin van het woord. Bedrijven rekenen op economische groei, en zijn bereid grote schulden aan te gaan om de grond als productiemiddel in te kunnen zetten. Geldschieters eisen rendement, en dus de meest exploiterende bedrijven lukt het de hoogste leningen af te sluiten om de grond te bemachtigen. Ergo de maatschappelijke waarde of natuurwaarde van grond wordt steeds moeilijker te realiseren of te beschermen. Er zijn nu een aantal strategieën in opkomst om grond weer te vergemeenschappelijken en die andere waarden weer centraal te zetten. Omdat grondpolitiek de ruggengraat van het politiek-economische systeem is, moeten dat dus tot diep in het bot oefeningen in systeemverandering zijn. Dan wordt het wel heel interessant als we daar enigszins in slagen. De wetenschap van systeemanalyse heeft ontdekt dat een belangrijk onderdeel van systeemverandering is dat de nieuwe praktijk, of subsysteem, al levensvatbaar is binnen het oude systeem, en dat die praktijk aan belang toeneemt als het oude systeem inkrimpt of stuiptrekkingen ondergaat (zie bijvoorbeeld de analyses van Jan Rotmans). De volgende praktijken geven volgens mij een beetje weer wat nu sucesvolle ontwikkelingen zijn in de commoningbeweging. Mijn idee is dat ze allemaal gebaat zijn bij een rake klap aan het systeem zelf: aanpassing van de Wet Markt en Overheid. 1. het uit de markt halen van grond door opkoop (Lenteland, Aardpeer, Land van Ons, Community Land Trust, etc); 2. een alternatieve waardering van grond krijgt boekhoudkundige status (ecosysteemdiensten en maatschappelijke diensten via CO2 rechten of blockchain); 3. een fonds zorgt voor compensatie door bedrijven en de overheid voor het gebruik van grond voor maatschappelijke doeleinden (bijv. het Donutfonds). Er is een clausule in de Wet Markt en Overheid, die de overheid het recht geeft om grond uit te geven onder de "kostendekkende prijs" als aannemelijk gemaakt kan worden dat het om het “algemeen nut” gaat. Deze bepaling is herhaaldelijk onder vuur gekomen en is daarmee behoorlijk uitgehold (zie deze blogpost voor een korte uitleg). De Gemeente Amsterdam heeft juridisch het zekere voor het onzekere genomen en een interne bepaling aangenomen om niet van deze clausule gebruik te maken. De huidige polycrisis laat echter zien dat burgers behoefte hebben om zelf letterlijk aan hun toekomst te bouwen, voor hun gemeenschap en de natuur in hun omgeving, en dat ze meer toegang nodig hebben tot hulpbronnen om veerkracht en buffers te maken voor onzekere tijden. Waar binnen de drie praktijken aan kan worden gewerkt is een preciezere en juridische definitie van wat maatschappelijk is, zodat we gezamenlijk kunnen eisen om de uitzonderingsclausule in de wet weer te activeren.
1 Comment
|
AuthorMenno Houtstra, founder of the Kaskantine Archives
July 2024
Categories |
How to find Us |
Contact UsContact email: info [at] kaskantine.nl
Read our Privacy policy
|